Het Soesterkwartier rond 1920
In het Soesterkwartier staan veel huur-
In 1904 werd de wagenwerkplaats geopend, waar goederenwagons werden onderhouden en hersteld. De arbeiders wilden graag dichtbij hun werkplek wonen. Daarom werden er vlakbij het spoor woningen gebouwd in een nieuwe buurt, die aanvankelijk ‘Spoorwijk’ werd genoemd. De spoorlijn vormde wel een hindernis om de stad in te komen. Je moest vaak lang wachten voor de spoorbomen bij Puntenburg of je kon daar komen via de voetgangersbrug over het spoor bij de Brouwersstraat.
Rond 1920 werd de Spoorwijk uitgebreid met de Bloemenbuurt. En tien jaar later met de Rivierenbuurt; een wijkje met grotere woningen voor de ‘witte boorden’ bij de spoorwegen. In de jaren vijftig werd het Soesterkwartier voltooid en werd de Amsterdamseweg aangelegd als ‘grens’ tussen de woonwijk en het industriegebied Isselt. Pas nadat de tunnel onder het spoor bij de Stadsring en de Brouwerstunnel in 1958 gereed kwam hoefde men niet langer voor de spoorbomen te wachten.
Langs de Eem stonden veel fabrieken. Oudere Amersfoorters herinneren zich vast nog wel de gasfabriek, de fabriek van Prodent en Erdal en de geuren van PFW (Polak Frutal Works) die allerlei geur-
Sinds kort is het aanzien van de wijk vanaf de Kleine Koppel volledig veranderd, Met de ontwikkeling van Puntenburg, het Eemkwartier en het Oliemolenkwartier is er een modern stadsdeel bijgekomen. Met hoogbouw bij Puntenburg en waar eerst de gasfabriek stond het Eemplein als ‘tweede stadshart’. Al eerder was hiervoor een bekend volksbuurtje, ’t Sasje, afgebroken. Het beeld van de Sassiaan aan de Kleine Koppel herinnert nog aan de sjouwers die daar vroeger woonden.