Amersfoort in de 19e eeuw: ‘De Schone Slaapster’


De Koppelpoort eind 19e eeuw [vóór de restauratie van 1885]


In de 19e eeuw ging het economisch slecht met Amersfoort. Meewarig sprak men wel over ‘De Schone Slaapster’. De stad telde slechts 8000 inwoners en er heerste grote werkloosheid en armoede. De stadspoorten en muren waren sterk verwaarloosd en daarom besloot men deze maar af te breken. Daarmee kon men werklozen aan werk helpen en de stenen wilde men gebruiken voor het bestraten van zandwegen. In 1823 werd het oude stadhuis op de Hof gesloopt en in de jaren daarna begon men ook met de poorten en de stadsmuren. Maar toen de Koppelpoort aan de beurt was, werd tegen de afbraak zo hevig geprotesteerd, dat koning Willem II persoonlijk ingreep. Hij zorgde ervoor, dat niet alleen de Koppelpoort, maar ook andere monumenten zoals Monnikendam, de Kamperbinnenpoort en een stuk stadsmuur vlakbij de Kamp behouden bleven.

Vanaf 1843 legde men op de wallen een flaneer- en wandelplantsoen aan. Het ontwerp in de Engelse landschapsstijl was gemaakt door twee bekende landschapsarchitecten: Zocher en Van Lunteren. Deze landschapsstijl kenmerkt zich o.a. door glooiend terrein met bochtige paden, zodat wandelaars steeds een ander zicht hebben.

Pas in de tweede helft van de 19e eeuw werd de stad langzaam wakker. Tot dusver werd Amersfoort minder geschikt geacht als vestigingsplaats voor industrie vanwege slechte bereikbaarheid van het achterland. De Eem bijvoorbeeld was voor grotere schepen slecht bevaarbaar. Maar doordat de spoorlijnen Amsterdam - Zutphen en Utrecht - Zwolle elkaar in Amersfoort kruisten, werd de stad een belangrijk spoorwegknooppunt en werd het voor bedrijven aantrekkelijker om zich hier te vestigen.

Bovendien wees rond 1870 de regering Amersfoort aan als garnizoensstad vanwege de centrale ligging aan spoorwegen en ook om de nabijheid van de Hollandse Waterlinie en de Vlasakkers en Leusderheide voor oefenterreinen. Er werden grote kazernes gebouwd: in 1883 aan de Heiligenbergerweg de Willem III kazerne voor de artillerie en cavalerie met paardenstallen aan de Beestenmarkt en in 1889 aan de Leusderweg de Juliana van Stolbergkazerne voor de infanterie. Dat leverde blijvend werk en inkomsten voor de stad op. Zo kwam er in 1885 ook geld vrij voor de restauratie van de Koppelpoort.

Door al deze nieuwe impulsen voor de economie nam het aantal inwoners snel toe en aan het eind van de 19e eeuw telde Amersfoort dan ook 20.000 inwoners.