Tekst 1
Tekst 2
Tekst 3


info


De Oud-Katholieke Kerk van Nederland


De moeilijke omstandigheden, waarin de katholieken in de 17e eeuw verkeerden werden nog verzwaard door theologische twisten die de kerk ernstig verdeelden. Een twistpunt tussen de seculieren (de "pastoors") en de regulieren (de "missionarissen") was de vraag of de katholieke kerk in de Nederlanden na de reformatie was blijven bestaan of dat deze landen missiegebied waren geworden, dat rechtstreeks door Rome bestuurd werd. De seculieren bestreden dat laatste en beschouwden (net als trouwens in feite Rome tot aan de scheuring) de zgn. apostolische vicarissen als Aartsbisschoppen van Utrecht, die alleen omwille van de protestantse overheid een andere bisschopszetel droegen. In 1703 werd de toenmalige bisschop Petrus Codde op onduidelijke gronden door Rome geschorst. Protesten uit binnen- en buitenland hielpen niet.


Na lange aarzeling besloot het Kapittel van Utrecht in 1723 tot het verkiezen van een aartsbisschop over te gaan. Deze aartsbisschop, Cornelis Steenoven, werd met de gelovigen die hem erkenden, door Rome in de ban gedaan. Sinds die tijd waren er twee groepen katholieken, die gescheiden optrokken, al zijn er verschillende herenigingspogingen geweest.


De Rooms-Katholieken van de Oud-Bisschoppelijke Clerezy werden na 1870 verlost uit hun isolement, toen er in een aantal Europese landen noodbisdommen werden opgericht. Dezen moesten een tehuis bieden aan die gelovigen, die in verzet tegen het nieuwe dogma van de pauselijke onfeilbaarheid en absolute macht in de kerk, uit de Rooms-Katholieke kerk waren gestoten. Toen ontstond de naam Oud-Katholiek. Hiermee gaf men aan dat men stond op de basis van de authentieke geloofsbronnen (Bijbel en Traditie; dit taatste vooral de Oecumenische Concilies van de ongedeelde kerk van de eerste tien eeuwen en zonder de latere "Roomse" ontsporingen).


In 1889 sloten een aantal van deze bisdommen zich aaneen tot de Unie van Utrecht, met de Aartsbisschop van Utrecht als voorzitter. Vele ‘hervormingen werden doorgevoerd (invoering landstaal In de liturgie, invoering van een synode waarin geestelijken en leken zitting hebben, afschaffing verplicht priestercelibaat), terwijl men zich intensief inzette voor de oecumenische beweging. Vooral met de verwante Oosters-Orthodoxen en Anglicanen werden nauwere kontakten gelegd. In 1931 kwam met de Anglicanen een volledige kerkelijke gemeenschap tot stand. Het veranderde klimaat In Rome na het 2e Vaticaans Concilie had tot gevolg dat In 1966 de banvloek werd opgeheven en er een officiële dialoog tot stand kwam.


Ondanks de problemen van een kleine kerkgemeenschap (zoals het verspreid wonen van de leden) proberen wij als een onafhankelijke katholieke kerk, waarin geleefd wordt vanuit de schatten die de Bijbel en het rijke liturgische leven ons aanreiken, en waarin de persoonlijke verantwoordelijkheid van de leden voor het leven privé en maatschappelijk wordt benadrukt, een gemeenschap te zijn waar jong en oud zich thuis mogen voelen. Om vanuit dit thuis, in trouw aan de Heer van de Kerk, Jezus Christus, dienstbaar te mogen zijn in de samenleving.