Tekst 1
Tekst 2
Tekst 3
info
HET HUIS MET DE PAARSE RUITEN
De joodse familie Cohen had in de achttiende eeuw een invloedrijke positie in Amersfoort. De familie was rijk geworden met de tabakshandel en bezat veel onroerend goed in de stad. Het meeste aanzien genoot de tabakshandelaar en bankier Benjamin Cohen. In 1780 schonk hij de Joodse gemeente de twee karakteristieke huisjes bij de synagoge aan de Kortegracht. In hetzelfde jaar bouwde hij het statige pand aan de Zuidsingel 38. Dit wordt ook wel ‘het huis met de paarse ruitjes’ genoemd, omdat het glas in de ramen onder invloed van zonlicht een blauwpaarse tint heeft gekregen.
Het huis met de fraaie gesneden medaillons in de deuren, de imposante hardstenen gevel en het statige bordes is nog steeds het fraaiste huis van het oude Amersfoort. De symmetrische hardstenen voorgevel met in het midden een naar voren springend gedeelte en daarboven een driehoekig fronton is kenmerkend voor het Classicisme. Nog herinneren de openingen in de deuren van de hal aan het Joodse godsteken, de mezoezah.
Na zes jaar in Amersfoort te hebben gewoond, vertrok Benjamin Cohen naar Amsterdam, waar hij nog veertien jaar heeft gewoond.
Benjamin was niet alleen tabakshandelaar (in het raam boven de deur is dat uitgebeeld door een gestileerde tabaksplant), maar had ook een bankiersfirma ’Jonas Benjamin Cohen’. Door zijn familierelaties behoorde hij tot de leiders der voornaamste bankiershuizen van Europa. Benjamin is wel een sieraad voor de gemeente geweest. Bekend was zijn Oranje-
In 1786 verhuisde hij naar Amsterdam en hield zijn huis onder de hoede van Abraham van Herschel aan.
Toen Prins Willem V in 1787 Den Haag had verlaten en de Utrechts Staten naar Amersfoort waren getrokken, voldeed de prins aan hun verzoek om ook naar Amersfoort te komen, ‘zullende het fraaie huis van den heer Cohen voor Zijn Doorluchtige Hoogheid tot een intrek dienen’. Benjamin had het met vreugde ter beschikking gesteld.
Op 9 juni 1787 kwam de prins te Amersfoort aan, waar hij door de hoofdschout, de twee burgemeesters en de gemeentesecretaris in het huis van Benjamin verwelkomd werd. Hier ontving hij ook de deputatie der Staten, die hem in zijn ‘hotel’ kwamen complimenteren, voorafgegaan door de secretaris en drie bodes, terwijl hem de militie de militaire honneurs bracht. De prins ontving hen toen op de stoep, begeleidde hen naar de bovenzaal, bedankte hen in zeer gracieuze termen en deed hen weer uitgeleide.
De patriotten hekelden niet alleen Cohen, maar ook de Joodse gemeente, vanwege dit prinselijk verblijf. De prinses had de prins vanuit Nijmegen uitgeleide gedaan en volgde hem later naar Amersfoort.
Een Jiddische kroniek van een Amsterdamse kuiper verhaalt, dat ‘Z.H. Prins Willem van Oranje Nassau met de Koninklijke prinses Sophia Frederica Wilhelmina van Pruisen en zijn gans gevolg gearriveerd zijn in Amersfoort in het huis van de Edele Heer Cohen, en dat dit aan de edele Benjamin tot verdienste was, zo is ere op zijn werk en zijn gerechtigheid omkleedt hem.’
Ook Benjamins kleinzoon, de beroemde rechtsgeleerde Mr. Jonas Daniël Meyer, verklaart: ‘Ik herinner mij nog uit mijne kinderjaren, hoe zij (de prinselijke familie) het nederig huis van mijn grootvader, toen de wijkplaats van het Doorluchtig en Stadhouderlijk geslacht, verlieten om naar de zetel der hoge regering terug te keren.’
In het diepste geheim logeerde de prins echter eens op Soestdijk, toen de huichelachtige Rijngraaf Van der Zalm een mislukte aanval op het jachtslot deed om de Prins levend of dood in handen te krijgen. Deze vertrok echter door een achterdeur weer naar Amersfoort naar het huis van Cohen.
Het verhaal gaat, dat de prins de synagoge meermalen heeft bezocht. Als herinnering aan dit verblijf van de prins bezit museum Flehite nog een kostbaar voorhangsel van goudbrokaat, afkomstig van de banen van een van de slepen uit een staatsiejapon van de prinses.
De prins schonk zijn levensgroot portret in 1788 door zijn hofschilder Benjamin Bolomei (1739 – 1819) geschilderd, als herinnering aan de familie Cohen. Het werd bij Benjamins zoon, de bankier Abraham, opgehangen, die – nadat zijn huis, dat hij omstreeks 1780 aan de Westsingel had laten bouwen in 1816 als stadhuis in gebruik werd genomen – toestemming gaf het te behouden.
De hal
In de hal herinneren de gesneden openingen in de deuren aan het Joodse Godsteken, de mezoezah, met daarin een handgeschreven tekst, die voor het openen van de deur werd gebeden.
Deut. 6, 4: ‘Hoor Jisraël, de Eeuwige is één’.’ Deut. 6, 5 – 9: ‘Je moet van de Eeuwige, je God, houden, met heel je hart, heel je ziel en met alles waartoe je bij machte bent. Neem deze woorden die ik je heden als gebod voorschrijf ter harte. Je moet ze voor je kinderen telkens weer herhalen en erover spreken als je thuis zit en als je onderweg bent, als je gaat slapen en als je opstaat. Je moet ze als een teken op je hand binden en als een herinneringsband tussen je ogen en ze schrijven op de deurposten van je huis en aan je poorten.’
Bij het gebed werd de rechterhand op de deurpost gelegd en de linkerhand op de deurknop. Daarom waren de deurknoppen zo gemaakt dat ze naar links opendraaien.
In 1967 hebben nazaten van Benjamin Cohen hier een bezoek gebracht en een zilveren kokertje met gebedsrolletjes cadeau gedaan.
Bij hun bezoek in 1993 schonken ze het bord, voorstellend de stad Jeruzalem.
In de hal zien we meerdere taferelen die te maken hebben met de oogst: de gereedschappen die bij het oogsten gebruikt werden. Omdat Benjamin Cohen tevens wiskundige was, ook een tafereel met een papier waarop wiskundige figuren zijn getekend met een uil als symbool der wijsheid.
Muziek moet ook een belangrijke plaats in zijn leven hebben ingenomen. Het is niet bekend of hij zelf een instrument bespeelde, maar in dit huis en zeker hier in de hal zijn in het stucwerk verwijzingen naar muziek terug te vinden.
We zien ook drie taferelen uit het Oude Testament: geloof, hoop en liefde afgebeeld.
Geloof: de afbeelding van het offer van Abraham, die zijn zoon Izaäk moet offeren. Hij vertrouwt daarbij op God.
Hoop: de afbeelding van Ruth die korenaren raapt.
Liefde: de afbeelding van Rebecca met haar twee kinderen Ezau en Jakob
Links van de voordeur zien we een voorstelling van de kop van Medusa, een figuur uit de Griekse mythologie.
Ooit was zij mooi, maar omdat ze verkondigd had mooier te zijn dan Pallas Athene, had deze haar voor straf veranderd in een monster met haarlokken als slangen. Ieder die haar recht aankeek, versteende meteen.
Perseus (een zoon van Zeus) wilde met haar de strijd aanbinden en kreeg hierbij de steun van andere goden Zo kreeg hij een helm die hem onzichtbaar maakte, een vleugelschoen waarmee hij zich snel kon voortbewegen en een schild dat schitterde als een spiegel. Hij mocht Medusa niet recht in het gelaat aankijken, want anders zou hij verstenen. Hij kreeg ook een sikkelzwaard en een zak om daarin hoofd van Medusa mee te nemen. Het is hem gelukt om Medusa te vermoorden.
Alle versieringen in het huis zijn door ambachtslieden gemaakt. Op de deuren, plafonds en muren zien we verschillende versieringen, zoals gebundelde palmbladeren, laurierbladeren en rozen. Verder zien we guirlandes met hier en daar roosjes ertussen.
De vloer
De marmeren vloer is op een heel speciale manier gelegd. Het marmer (afkomstig uit Italië) werd doorgezaagd. Daarna werden de delen zo gelegd, dat het patroon van het marmer doorliep. Je ziet, dat dit niet in de hele hal het geval is. Dit heeft te maken met een stukje geschiedenis: het was de tijd van de Patriotten en de Prinsgezinden. Benjamin had contact met Frederik Willem van Pruisen, een zwager van Willem V (stadhouder van de Republiek der Verenigde Nederlanden). Het spreekt dan ook bijna vanzelf, dat Benjamin in de strijd tussen Patriotten en Prinsgezinden de kant van de laatsten koos. Hij raakte persoonlijk bij de strijd betrokken, toen een majoor, die nota bene tot taak had de Amersfoortse Prinsgezinden tegen de Patriotten te beschermen, op een avond zijn onbewoonde huis in Amersfoort binnenviel en daar grote schade aanrichtte. Hij had dit huis willen huren, maar kreeg hiervoor geen toestemming. Een gedeelte van de marmeren vloer is toen helemaal vernield. Vandaar ook de zware vergrendeling van alle ramen en deuren.
De marmeren kamer (tuinkamer)
Doordat Benjamin Cohen zijn woning had aangeboden aan de prins, haalde hij zich nog meer de woede van de Patriotten op de hals. Het gaatje in een van de ramen in de zgn. marmeren kamer herinnert aan het schot dat op 9 juni 1787 gelost werd op Willem V toen deze hier woonde om dichter bij de Staten van Utrecht te zijn. De Prins kreeg geen letsel, maar zijn vrouw bedacht in dit huis haar ‘coup de force’, die tot de tussenkomst van Pruisen leidde.
In deze kamer zijn de vier jaargetijden uitgebeeld. De reliëfbustes in deze tuinzaal zijn voorzien van attributen die duidelijk maken dat we hier met de vier seizoenen te maken hebben. De trofeeën daartussen blijken samengesteld te zijn uit voorwerpen die alle betrekking hebben op eendracht, zowel de harten als de granaatappels. De vier jaargetijden worden als volgt uitgebeeld:
De lente: een vrouw met als hoofdtooi bloemen.
De zomer: een vrouw met als hoofdtooi korenaren.
De herfst: een vrouw met als hoofdtooi druiventrossen.
De winter: een man met een slaapmuts.
Er zijn twee trappen: een trap die blijkbaar naar de dienstvertrekken voerde, met eikenhouten leuning, en een veel mooiere trap, van hetzelfde donkerrode hout als de deuren. Deze traptreden zijn van marmer.
De voordeur
Boven de voordeur prijkt het wapen van kardinaal De Jong. Deze kardinaal heeft tijdens zijn emeritaat hier gewoond tot september 1955, toen hij overleed.
Diens wapenspreuk was: ‘Dominus Mihi Adjutor’, oftewel ‘God is mijn helper’. Met deze tekst, ontleend aan psalm 117, wilde kardinaal De Jong zeggen dat hij zijn taak niet zonder Gods hulp kon uitoefenen. Mgr. De Jong is op Ameland geboren. Zijn wapen met maan en de schuine balken is een variant op het gemeentewapen van Ameland.
Van oudsher is de zon – als bron van alle licht – een beeld van God. De maan, die het licht van de zon weerkaatst, is een beeld van de kerk en zijn bedienaren, die alleen met de hulp van Gods licht leiding kunnen geven. De schuine balken stellen zonnestralen voor.
De hoed met kwasten is het waardigheidssymbool van een kardinaal.
De congregatie van O.L.V. van Amersfoort
De congregatie van de Zusters van Onze Lieve Vrouw van Amersfoort is in 1822 gesticht. Hun doel was onderwijs te geven aan arme kinderen. Om dit te verwezenlijken hadden de zusters inkomsten nodig. Ze wilden dit huis in 1843 wel kopen, maar mochten zelf geen zaken doen met de joodse eigenaar. Daarom werden de onderhandelingen over de aankoop gevoerd met een katholieke vriendin van de eigenaar. Na aankoop vestigden de zusters er een pensionaat in voor meisjes van gegoede families, waarmee ze inkomsten konden verwerven. Enkele vertrekken in het huis herinneren nog aan die tijd, zoals de speelzaal en het klassenkamertje. Het koetshuis dat op nr. 39 was ondergebracht, werd aan de achtergevel uitgebreid. Er werden daar onder andere pianokamertjes gebouwd.
Een schilderij in de National Gallery of Victoria in Melbourne blijkt een bijzonder stadsgezicht van Amersfoort te zijn. Op het kunstwerk staat de voorganger van het Huis met de Paarse Ruiten(Zuidsingel 38) afgebeeld. Van dit beroemde gebouw, dat in de zeventiende en achttiende eeuw bekend stond als een van de mooiste huizen van de stad, waren geen afbeeldingen bekend.
De ontdekking werd gedaan door Laurens Schoemaker, conservator Historische Topografie van het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis in Den Haag, die het stadsgezicht op verzoek van het museum onderzocht. De kunstenaar keek vanaf de brug over de Kortegracht ter hoogte van de Muurhuizen naar de huizen aan de Zuidsingel. In 1780 werd het monumentale pand, dat op het schilderij links van de stenen boogbrug te zien is, in opdracht van de Amersfoortse bankier en tabakshandelaar Benjamin Cohen grondig verbouwd en voorzien van een extra verdieping. Schoemaker schrijft hetschilderij toe aan de Amsterdamse kunstenaar Jan Ekels (1724-
Het museum in Melbourne, dat alleen wist dat het een achttiende-
(Bron: Kroniek JRG17. NR4. December 2015. Pag. 4)