Tekst 1
Tekst 2
Tekst 3
info
Kardinaal de Jong
Johannes (Jan) de Jong (Nes, Ameland, 10 september 1885 -
Van 1911 tot 1914 was hij eerst kapelaan te Amersfoort en daarna conrector van de Zusters van O.L. Vrouw in die plaats.
In 1935 werd hij coadjutor van de aartsbisschop van het aartsbisdom Utrecht, mgr. Joannes Jansen. Tegelijkertijd werd hij benoemd tot titulair aartsbisschop van Rhusium. Als wapenspreuk koos hij Dominus mihi adjutor (Uit Psalm 118:7 -
In 1936 werd hij benoemd tot aartsbisschop van het aartsbisdom Utrecht waarmee hij eveneens metropoliet werd van de Nederlandse kerkprovincie. Het was voor het eerst dat de aartsbisschoppelijke zetel door een man van wetenschap en een doctor werd bezet. Zijn vier opvolgers hebben ook allen in Rome gestudeerd en zijn daar of elders gepromoveerd.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog gaf De Jong samen met dominee K. Gravemeijer, leiding aan het kerkelijk verzet tegen de Duitse bezetter. Zo vaardigde De Jong een door Titus Brandsma ontworpen verbod uit over het opnemen van NSB-
Na de oorlog werd hij in februari 1946 door paus Pius XII tot kardinaal gecreëerd, de eerste keer dat 'Utrecht' een kardinaal kreeg sinds de Reformatie. Hij kreeg als titelkerk de basiliek van San Clemente toegewezen. De Jong was niet in staat het Consistorie in Rome bij te wonen; pas in 1951 reisde hij naar Castel Gandolfo om alsnog van Pius XII zijn rode hoed te ontvangen.
Het graf van kardinaal de Jong is te vinden op de Begraafplaats St. Barbara in Utrecht
In 1951 moest hij vanwege zijn zwakke gezondheid zich terugtrekken uit het bestuur van het aartsbisdom. Tot zijn coadjutor werd Bernardus Alfrink benoemd, niet Geerdinck, aan wie De Jong de voorkeur gaf. De Jong trok zich terug in Amersfoort, het klooster van de zusters waar hij lang geleden conrector was geweest en waar hij in 1955 overleed. In 1953 sprak hij nog wel -
Kardinaal De Jong was Ridder Grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw; deze hoogste civiele Nederlandse onderscheiding viel behalve aan zijn opvolger kardinaal Alfrink sindsdien vrijwel uitsluitend toe aan leden van de koninklijke familie, staatshoofden, Willem Drees, Kofi Annan, Konrad Adenauer, Winston Churchill, Ruud Lubbers en Joseph Luns.