Tekst 1
Tekst 2
Tekst 3
info
Kapittels en Kanunniken
Het begrip kapittel houdt verband met de gewoonte een gedeelte uit de bijbel voor te lezen tijdens het dagelijkse koorgebed. Het woord kapittel ging over op de groep kanunniken die samen het koorgebed verzorgden. Monniken komen samen in de kapittelzaal voor allerlei bijeenkomsten, waarbij altijd een stukje uit de bijbel wordt
gelezen. Daar worden zij ook gekapitteld, d.w.z. aangesproken op hun gedrag.
Het woord kanunnik gaat terug op ‘canon’, een leefregel voor kapittels. Aan het hoofd van een kapittel staat de proost, maar de dagelijkse leiding is toevertrouwd aan de deken (van decanus — hoofd over tien mensen.) Het koorgebed zoals je dat nu nog kunt meemaken in een beschouwend klooster, bestaat uit het nachtgebed (Metten), ochtendgebed (Lauden), Priem (eerste uur na zonsopgang), Terts (derde uur), Sext (zesde uur), Noon (negende uur), Vespers (avond) en Completen (dagsluiting). Hart van het koorgebed is de dagelijkse Mis of Eucharistieviering. Een groot gedeelte van deze getijden wordt gezongen. Dit alles bepaalt het ritme van de dag, volgens de regel van Benedictus: Bid en werk.
Priesterkoor abdij van Tongeren
Kathedraalkapittel
Er zijn allerlei soorten kapittels; het zijn colleges van priesters. Een kathedraal-
Proost
Amersfoort kreeg in 1337 een collegiaal kapittel met tien kanunniken. Zij zorgden dus voor het dagelijks koorgebed. De Sint Joriskerk werd kapittelkerk; er moest dan ook in het vergrote priesterkoor een koorgestoelte komen waar de kanunniken tijdens de diensten konden plaatsnemen. Bovendien een plaats voor de cantor en een lezenaar. De opstelling is in ieder geval binnen het priesterkoor met twee rijen banken tegenover elkaar. Daarbij was er voor iedere kanunnik een zitgedeelte en een lessenaar. De hierbij gaande afbeelding van de abdij van Tongeren geeft een idee, maar dan in ons geval kleiner voor te stellen voor die tien mannen in Amersfoort.
Vermoedelijk is het doksaal in de Sint Joriskerk vooral bedoeld als afscheiding voor de koorheren, want tijdens al die (getijden)diensten gingen de Amersfoorters de kerk in en uit voor van alles en nog wat, en dat was natuurlijk storend.
De bisschop van Utrecht gaf zijn goedkeuring om een kapittel op te richten mits er een financiële basis was om de kanunniken te onderhouden. Daar werd voor gezorgd door het schenken van goederen met bijbehorende inkomsten. Bij de Reformatie kwam het kapittel inclusief al de bezittingen in handen van het stadsbestuur. En het bestaat nog steeds; voor zover bekend is dit het enige kapittel in ons land dat de eeuwen heeft doorstaan. De burgemeester van Amersfoort is proost van het kapittel met vijf ‘kanunniken’. Jaarlijks wordt uit het beschikbare geld de Sint Joriskerk gesteund en er is een studiefonds.
Vrijdom
De kanunniken van de Sint Joriskerk woonden binnen het mandaatsgebied, dat werd begrensd door de Lavendelstraat, het Havik, de Appelmarkt, de Groenmarkt, de Langestraat en de Hof. De naam Papenhofstede verwijst er nog naar, want priesters werden papen genoemd (naar papa -
De kanunniken hadden vrijdom van gemeentebelastingen en konden bij vergrijpen niet worden vervolgd door de schout maar door de proost volgens kerkelijk recht. Ten onrechte wordt vaak verteld dat het mandaatsgebied een asielfunctie had waar misdadigers hun toevlucht konden zoeken.