Tekst 1
Tekst 2
Tekst 3


info


Paulicianen, Massalianen, Bogomielen en Katharen


Paulicianen

Men vermoedt dat het katharisme zijn oorsprong vindt in de bergachtige streken van het negende eeuws Armenië waar gnostici en andere dissidenten hun toevlucht zochten om te ontkomen aan de keizerlijke edicten uit Constantinopel. "Onder deze vogelvrij verklaarden bevonden zich de zogenaamde Paulicianen, een soms tot gewelddadigheden overgaande sekte van waarschijnlijk half 'Manichese', half gnostische oorsprong." De Paulicianen werden in 872 verslagen en gedeporteerd naar de Balkan. Sommigen trokken naar het noorden en noordwesten waar een liberaler klimaat ondogmatische opvattingen toen nog gunstiger gezind was. Spencer noemt de Paulicianen een 'stepping-stone' tussen het manicheïsme (waarover later meer) en de Bogomielen, de voorlopers van de katharen. Veel essentiële eigenschappen van het latere katharengeloof vindt men bij de Paulicianen terug. Zij waren door Marcion beïnvloed (waarover later meer) en verwierpen, evenals Marcion, het Oude Testament en ook sommige delen van het Nieuwe, alsook sommige sacramenten en het idee van de kerkelijke hiërarchie en autoriteit. Daarvoor in de plaats kwam een geïnitieerde klasse. De Paulicianen verafschuwden verder het kruis als een wreed, moorddadig symbool. Typisch gnostisch is hun opvatting van een boze God.


Massalianen

Nauw verwant met de Paulicianen waren de Massalianen uit de 9e en 10e eeuw. Zij schonken veel aandacht aan het gebed. De Massalianen aten geen vlees aten. Ook drank, sex en geweld werden als duivels verworpen.


Bogomielen

In de tiende eeuw ontstond in Bulgarije de Kerk der Bogomielen, genoemd naar hun stichter, de priester Bogomiel ('hij die door God bemind wordt'). Zijn beweging verspreidde zich in de loop van twee eeuwen over Servië, Bosnië, Macedonië en Klein-Azië. In de twaalfde eeuw stichtte de macedonische monnik Basil een Bogomielse gemeente in Constantinopel. Hij werd onder valse voorwendsels bij keizer Alexius I uitgenodigd en verbrand nadat hij geweigerd had zijn eigenzinnige geloofsopvatting te herzien.


Ook bij de Bogomielen vindt men weer de gnostische opvatting dat niet God, maar Sataniël, de Duivel, de schepper van de wereld was. Deze opvatting vindt men precies zo terug in Les Questions de Jean van de katharen:


“En hij (Sataniël, Satan) vatte het plan op de mens te scheppen om hem te dienen, en hij nam het leem van de aarde en vormde de mens naar zijn gelijkenis. En hij beval de engel uit de tweede hemel het lichaam van leem binnen te gaan; en hij nam nog een stuk en maakte een tweede lichaam in de gedaante van een vrouw, en hij beval de engel van de eerste hemel er binnen te gaan. De engelen weenden hevig toen zij zich omsloten zagen door dit sterfelijk omhulsel met kenbare vormen”.


De Bogomielen zochten verlossing uit het lichaam door het beoefenen der deugden. Zij predikten geweldloosheid ten aanzien van mens en dier. Spencer tekent hierbij aan dat de leer der bogomielen van de 9e tot de 14e eeuw niet onveranderd bleef, ook niet ten aanzien van het vegetarisme van hun uitverkoren leiders. "For example, the two false bishops of the diocese of Tyana excommunicated in 1143 preached a rather more modified form of ascetism, namely that after abstaining for three years form sexual intercourse, meat, milk and wine a man can indulge in all of them without sin." Dit leidde er zelfs toe dat de bogomielen voor schaamteloze wellustelingen werden uitgemaakt. Een reputatie die de katharen zouden erven.


Katharen

Aan het begin van de twaalde eeuw vluchtten de bogomielse missionarissen stroomopwaarts langs de Donau in westelijke richting. "Of deze Bulgaarse missionarissen daadwerkelijk de stichters van het Katharisme in Languedoc zijn geweest, is nog nooit aan het licht gebracht" (Churton). Hun geloof lijkt echter sprekend op dat van de Zuid-Franse Katharen. Volgens Spencer verschenen de eerste katharen tussen 1012 en 1020 in Zuid-Frankrijk. Van katharen is, voorzover bekend, voor het eerst sprake aan het begin van de 11e eeuw in Monteforte, Noord-Italië. Hun naam zou toen reeds een negatieve klank hebben kunnen gehad, daar Augustinus de manicheïstische uitverkorenen ook zo had genoemd (Spencer). Een van de ketters, een zekere Gerard, werd voor de aartsbisschop Aribert geleid om zich te verantwoorden. Gerard vertelde vrijmoedig over de onthouding van sex en vlees. "We do not sleep with our wives, we love them as we would mothers and sisters. We never eat meat. We keep up continuous fasts and uncesing prayer; our elders pray in turn by day and by night, so that no hour lacks its prayer. We hold all our possessions in common with all men" (geciteerd naar Spencer). Na deze ontboezeming werden de ketters naar de brandstapel gevoerd. In 1052 werden in Goslar ketters opgehangen om hun verfoeilijke manicheïstische gewoonten: zij aten geen dieren. Dit feit op zichzelf was onvergeeflijk. In dezelfde tijd waren boeren om hun manicheïsch vegetarisme door de bisschop van Châlons-sur-Marne geëxcommuniceerd en opgehangen. Anselm (1033-1109), een van de leidende theologen van zijn tijd, vond het vonnis onterecht. Hij schreef: "I have most diligently tried to find out what passed at this discussion, and can discover no justification for the sentence except that the heretics refused to obey the order of the bishop to kill a chicken ..." Spencer: "Mercy such as Anselm's was to grow rare and in a very short time vanished entirely."


Terwijl de ketters in Keulen naar de brandstapel werden gevoerd (1142), en ook elders in Europa werden vervolgd (Vlaanderen, Engeland), kregen de missionarissen die halverwege de twaalde eeuw in Languedoc arriveerden een goed onthaal. Hun boodschap van een eenvoudig, onafhankelijk en zuiver geestelijk leven sloeg aan. Zij troffen een chaotische en beangstigende politieke situatie in een geestelijk vacuüm. Er waren adellijke onafhankelijkheidstwisten en de Kerk bood een slecht opgeleide, losbandige en ingeslapen geestelijkheid. Er bestond nauwelijks evangelieprediking en omtrent de hoofdleerstellingen van het katholicisme bestond onwetendheid. Door het gebied liepen belangrijke handelsroutes en er viel veel geld te verdienen, ook met boeken die getuigden van kathaarse denkbeelden. Er was druk handelsverkeer tussen de Middellandse Zee en Bordeaux aan de Atlantische Oceaan en rovers waren in het gebied actief.


In de streek bestonden reeds inheemse ketters en "het kan zijn dat het Katharisme zich in zijn ontwikkeling associeerde met stromingen zoals bijvoorbeeld de groepering rondom Hendrik van Lausanne, in het begin van de twaalfde eeuw" (Churton). De monnik, die een slechte reputatie genoot als bandeloze versierder en beoefenaar van de knapenliefde, veroordeelde de kerkelijke hiërarchie en de daarmee gepaard gaande uitwassen van rijkdom en macht. Bemiddeling van de Kerk was onnodig want ieder individu onderhield een directe relatie met God. "Wat het meest werd verfoeid in de boodschap van de Katharen, was niet alleen dat zij de Kerk geen enkele rol toekenden inzake de verlossing van de ziel, maar dat de Kerk van Rome onweerlegbaar de tempel van Satan was, een valse kerk, een vervalsing door de Duivel zelf gemaakt". De Kerk van Rome vertegenwoordigde Rex Mundi, Heer van deze wereld. De edelen van Languedoc hielden er soortgelijke ideeën op na. Zij weigerden financiële steun aan de kerk. Zo vonden de edelen en de katharen elkaar. "Voor deze edelen en hun pachters, evenals voor een opkomende middenklasse die zich belemmerd zag door de kerkelijke veroordeling van winstbejag, betekende de blijde boodschap van de 'rechtschapenen' (zo werden de katharen genoemd die het Consolamentum hadden ontvangen) een nieuwe mogelijkheid", aldus Churton.


De katharen waren arm en beoefenden eenvoudige ambachten als pottenbakken of schoenmaken. In een weversatalier te Fanjeaux was hun plaats van samenkomst. Ze zagen het belang niet in van een eigen kerkgebouw, immers, de kerk van God was een geestelijke kerk en niet gemaakt van steen of hout. De gedachte is "typerend voor het gnostisch geloof in een onzichtbare 'ecclesia' of 'samenkomst' der zielen die elkander kennen 'vanuit het hart'". De machtige edelen sympathiseerden met de katharen. Meestal waren kwamen eerst hun vrouwen onder invloed van het kathaarse geloof, waarin geen onderscheid bestond tussen man en vrouw. Vrouwen hadden hetzelfde recht om te prediken of het sacrament toe te dienen. Vele kathaarse parfaites stamden uit adellijke families.


Voor de katharen waren vrouwen en mannen gelijk. Maar de vrouw werd ook gemysticificeerd. De Kathaarse parfaite werd door de troubadours aanbeden als kuis, goed, zuiver van geest; zij had haar hart verpand aan God. Dit was het tijdperk van de minnezangers en hun grote thema, de hoofse liefde, bezongen in de verboden volkstaal, het Oud-Provençaals. De katharen vertaalden de evangeliën in het Occitaans.


Het katharisme is een vorm van gnosis, een leer van verlossende kennis. Sathanas had de ziel van de op engelachtige wezens gestolen en in een lichaam geplaatst, geschapen naar zijn gelijkenis. Het verlangen naar en de herinnering aan het rijk van de zuivere geest was echter niet volledig gedoofd. Satan had het Paradijs gemaakt om de man en de vrouw tot zonde te verleiden, opdat de engelenzielen zich in nog dieper slavernij zouden storten. Zo werd de door de goede God geschapen ziel een balling en gevangene van de Satans wereld. Redding kon verkregen worden door verhelderende kennis hieromtrent. De katharen zagen zichzelf als vrome christenen. Voor hen was Christus een 'geheel geestelijk wezen' dat niet kon worden vereenzelvigd met het lichaam dat hij had aangenomen. Daarom verwierpen zij de tastbare afbeeldingen van een bloedende Christus aan het kruis. Ook de Herrijzenis en Hemelvaart van Christus werden geestelijke opgevat. De Kruisiging diende louter om de verblinding en wreedheid van Rex Mundi te tonen. De katharen lazen het Nieuwe Testament. Vooral Het Evangelie van Johannes - het meest 'gnostische' en dualistische van de vier evangelieën met zijn tegenstelling licht/duisternis - was bij hen geliefd. 'Kathaar' betekent zuiver: zij "wijdden zich aan het zuivere licht van de geest waarvan de ware verblijfplaats bij de Algoede in de hemel is", aldus Churton.


Het Consolamentum

Wie het consolamentum ontving raakte vervuld van de 'geest' en bevrijd uit de greep van Satan. De ziel herenigde zich met de Heilige Geest. Volgens de auteur van Les Questions de Jean bracht het Consolamentum verlossing door de liefde van Christus. Dit bracht een einde aan de reeks van incarnaties. Het ritueel van het Consolamentum vormde het zwaartepunt van de kathaarse liturgie. Dit 'doopsel des geestes' door middel van handoplegging waarbij geen water werd gebruikt, kon worden toegediend door al diegenen - mannen én vrouwen - die het zelf eerst hadden ontvangen. Zij werden perfecti (vrouwelijk: parfaites) genoemd, volmaakten of rechtschapenen zonder zonden. Althans, de definitieve breuk met de wereld bleef overeind zolang men zich hield aan een aantal verboden. Men mocht niet haten, geen mensen of dieren doden. De opdracht was lief te hebben als Christus. Alleen de perfecti trachtten zuiver volgens deze regels te leven. De klasse der gewone gelovigen (cérdentes) koesterden voor hen een grote verering.


Wanneer een parfait toch een zonde had begaan, dan moesten al degenenen die van hem of haar het Consolamentum hadden ontvangen, opnieuw worden gedoopt. Veel gelovigen wachtten daarom liever tot hun sterfbed alvorens over te gaan tot het ontvangen van de algehele verlossing. Vrouwen gaven er dikwijls de voorkeur aan te wachten totdat zij hun kinderen hadden grootgebracht.


Vlees

Het Consolamentum verbood het eten van vlees en zuivel. Vis was wel toegestaan, volgens Giehl (1979:60) omdat men dacht dat vissen geen dieren waren, maar "mysteriously created form the water itself". Het vegetarisme der katharen was verbonden met de zielsverhuizing. "Vlees was de substantie van de Duivel en was een product van de voortplanting - melk trouwens ook - en men diende zich verre te houden van al die zonden en verleidingen waardoor de Duivel vat op je kon krijgen. Je mocht niet liegen of mensen dan wel dieren doden, want je kon maar nooit weten of er in zo'n dier niet een gepijnigde ziel zich door een hele reeks incarnaties aan het zwoegen was op weg terug naar de hemel."


Volgens de Engelse historicus R.I. Moore (The Birth of Popular Hersey, 1975) associeerden de katharen en bogomielen het eten van vlees ook met macht en uitbuiting. Vlees was "het voedsel van de jagers, van de machthebbers, van de mensen die over een paard konden beschikken voor hun vervoer, van hen die de landbouwers, die het toch al zonder vlees moesten stellen in hun leven, uitbuitten" (geciteerd naar Churton).


We zagen hierboven dat Anselm de kettervervolgingen, puur en alleen om het niet eten van vlees, onterecht achtte. Een eeuw later schreef Eckbert van Schönau een preek tegen de Rijnlandse katharen, waarin hij ondermeer de motieven achter het kathaarse vegetarisme opsomt en vergelijkt met de kerkelijke vasten (geciteerd naar Spencer):


“De tweede ketterij: geen vlees eten. De volwaardige leden van hun secte vermijden allen vlees. Niet om dezelfde reden als de monniken en anderen die een spiritueel leven leiden: want zij (de ketters) beweren dat vlees vermeden dient te worden omdat het een resultaat van de coïtus, en om die reden onrein.


De derde ketterij: de creatie van vlees. Dat is de reden die zij publiekelijk aanhangen. Maar privé houden zij een nog verwerpelijker reden op na, namelijk dat vlees de creatie is van de duivel, en om die reden onder geen beding mag worden gegeten”.


Bronnen: Cathar lithurgy, Churton (1989), Giehl (1979), Louter (1997), Shand (zj), Spencer (1993), Sprong (zj),

Voyage en Terre d'Oc (1999), Terre Cathare, BOGOMIELEN EN KATHAREN zuiver licht, zuivere geest  9 mei 1999