Tekst 1
Tekst 2
Tekst 3
info
Heksenvervolgingen in Amersfoort en Utrecht (1591 – 1595)
In Europa werden heksen vervolgd vanaf de 14e eeuw. De meeste heksenprocessen vonden plaats tussen ongeveer 1450 en 1650. Ook in de Nederlanden werden onschuldige mensen beticht van hekserij, gefolterd en omgebracht. De meerderheid bestond uit vrouwen.
In de 16e eeuw was er in Europa regelmatig hongersnood vanwege misoogsten. Deze waren al ca. 1560 begonnen ten gevolge van een klimaatsverandering (de kleine ijstijd), maar vonden hun hoogtepunt rond 1595. Door die mislukte oogsten stegen de graanprijzen. Het was een periode midden in de Tachtigjarige Oorlog. Bovendien was er in 1592 een wolvenplaag in Amersfoort. De wolven kwamen door honger gedreven uit Duitsland hierheen en vraten het wild en het vee op. In 1595 was er watersnood in de stad door een overstroming van de Rijn. Er was sprake van werkloosheid en armoede. Die misoogsten, de wolvenplaag, de pest en overstromingen moesten natuurlijk een oorzaak hebben en deze werd gezocht in het bovennatuurlijke. Daar moest toverij in het spel zijn. Men vond zondebokken in impopulaire personen die zich op enigerlei wijze verdacht hadden gemaakt.
De katholieke kerk reageerde daarop door steeds strenger deze volksmagie te bestrijden als zijnde heidens en des duivels. Een Duitse Dominicaner monnik schreef in 1486 zelfs een handboek over de heksenjacht. In dit boek ‘Maleus maleficarum’, oftewel de ‘Heksenhamer’ stond alle zogenaamde kennis over heksen beschreven. Hoewel Amersfoort sinds 1580 in Staatse, protestantse handen was overgegaan bleef de heksenvervolging daar toch bestaan. Mogelijk kwamen de heksenprocessen de regenten goed van pas als afschrikwekkend middel om de in die periode heersende maatschappelijke onrust en losse zeden te corrigeren.
Hoe ging nu zo’n toverijproces in zijn werk? Als de schout een van hekserij verdacht persoon voor de schepenen bracht moest eerst bewezen worden dat deze kon toveren en dat deze zich met lichaam en ziel aan de duivel had overgegeven. De verdachte moest ook namen van medeplichtigen noemen. Maar eerst moest de macht van de duivel worden gebroken door de verdachte te ‘ontheksen’. De heks kreeg dan een drankje dat bestond uit wijwater, was van een paaskaars, wierook en stukjes van een palmpaastak. Vervolgens moest beproefd worden dat de vrouw inderdaad een heks was. Volgens de Heksenhamer woog een heks bijna niets, want zij kon immers op een bezem door de lucht vliegen.
Een van de ‘heksentesten’ was de waterproef. De van hekserij verdachte persoon werd met vastgebonden handen en voeten in het water gegooid. Zonk de verdachte, dan was haar onschuld bewezen en werd zij opgevist en vrijgelaten. Bleef ze drijven, dan wist men dat het een heks was. Zo zou volgens overlevering in Amersfoort deze heksenproef zijn toegepast op de ’Heksenbrug’ over het Havik.
Foltering werd pas toegepast als men er aan de hand van de proef van overtuigd was dat de vrouw een heks was en men alleen nog een bekentenis nodig had. De beschuldigde werd gedwongen om toe te geven dat zij een ketters verbond met de duivel had gesloten, met hem hadden gedanst tijdens heksensabatten en zelfs geslachtsgemeenschap met hem hadden gehad. Ook kinderen werden opgepakt op beschuldiging van hekserij. Zo’n proces dreef soms grotendeels op bekentenissen van kinderen. Kinderen sloegen bij ondervraging eerder door dan volwassenen. Deze kinderen gingen, nadat ze gegeseld waren, vaak alleen maar de gevangenis in.
Tussen 1591 en 1595 startte een reeks van heksenprocessen in Amersfoort, maar de beschuldigden stonden in Utrecht voor een hogere rechtbank terecht.
1591. Een oude vrouw, Maria Dircxz met haar dochter en kleindochter (15 jaar)worden gewurgd en verbrand.
1593. Geertgen Damen, een spinster van 80 jaar wordt verbrand. Een kind werd ziek nadat Geertgen haar een koek had gegeven, een ander kind stierf na door Geertgen gezegend (behekst) te zijn.
1595. Grietgen Willems en haar dochter Adriana (15 jaar), arme lieden, worden opgepakt. Een vrouw zou ziek geworden zijn van een haring die ze van Grietgen had gekregen. Andere kinderen zouden volgens buren ziek zijn geworden na het eten van appels die ze van Grietgen hadden gekregen. Adriana bekent uit angst voor foltering; ook dat ze samen met haar moeder met de duivel gedanst heeft. Moeder Grietgen bekent pas tijdens de foltering.
Vaak noemen de beschuldigden tijdens de verhoren namen van bekenden die dan op hun beurt worden opgepakt en verhoord. Er komen bekentenissen zoals: door de duivel in een wolf veranderd zijn en dieren hebben dood gebeten; in de gedaante van een kat met de duivel gedanst hebben. Hendrikje Volckerts (17 jaar) zou vanaf haar veertiende met de duivel gepaard hebben en een hagelbui hebben veroorzaakt. Zij werd dan ook na lichte wurging verbrand.
Tot 1644 werden van hekserij verdachten aan de waterproef onderworpen. Daarna werden ‘heksen’ naar Oudewater gebracht voor een eerlijk weegproces om te controleren of zij niet te licht bevonden worden (‘accorderende dit gewichte wel met de natuerlycke proportiën des Lichaems’).
Rond 1597 kwam de nieuwe bombazijnindustrie naar Amersfoort, die evenals de nieuwe tabaksbouw aan velen werk verschafte. En met de verbetering van de welvaart en de gezondheidszorg nam de behoefte van het volk af om hun lot toe te schrijven aan toverij. De heksenwaan en daarmee de processen waren in de tweede helft van de 17e eeuw in Amersfoort voorbij.
Over het verbond van heks en duivel. Het boek, dat geheel te lezen is door op de hoofdstukken te klikken, gaat o.a. over de opkomst van de heksenleer en over processen in de Nederlanden (o.a. Amersfoort) rond 1600 en hun maatschappelijke achtergrond.
Het verbond tussen heks en duivel