Tekst 1
Tekst 2
Tekst 3


info


De Kamperbinnenpoort, in het verleden Viepoort genoemd, (vie = vee) is het enig resterende deel van de eerste stadsmuur. De poort werd voor het eerst in 1381 genoemd. Pas na de stadsuitleg en de bouw van de Kamperbuitenpoort werd de naam van de Viepoort gewijzigd in Kamperbinnenpoort. De naam heeft niets te doen met de stad Kampen, maar verwijst naar het woord campus, dat ‘omheind (weide)gebied’ betekent.


In de 16de eeuw is de hoofdpoort voor de grootste deel afgebroken, alleen de voorpoort bleef gespaard. De nog resterende voorpoort bestaat uit twee achtkantige torens, die door een boog en weergang met elkaar zijn verbonden.

In 1827 is dit tussenstuk gesloopt. Maar tussen 1931 en 1933 werd de poort weer in ere hersteld. Midden boven de doorgang bevindt zich de zogenaamde mezekouw, met zes werpgaten voor hete pek en kokende olie, bedoeld om ongewenste bezoekers buiten de stad te houden.


Op een plaquette aan de kant van de Langestraat is de oorspronkelijke constructie van de poort te zien. Dan wordt duidelijk waarom de huidige poort niet in lijn staat met de voormalige stadsmuur.

In het groene hekje boven de gracht bij de plaquette is een boogje te zien waaraan vroeger een sprengel heeft gezeten. Onder het hekwerk is op de grond nog een gleufje zichtbaar waar het touw heeft gezeten.